CDA en ChristenUnie hebben samen een initiatiefwetsvoorstel ingediend om het zilvervlootsparen weer in te voeren. Het initiatief sluit aan bij de oude jeugdspaarwet die in 1992 is gestopt en bekend stond onder de naam Zilvervloot. Kamerleden Ortega-Martijn (ChristenUnie) en Sterk (CDA) willen met deze regeling de spaarzin onder jongeren stimuleren. Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat jongeren steeds meer te besteden hebben, maar ook veel meer schulden maken. | |
De Zilvervloot in het kort
Het gaat om de groep jongeren tussen de 10 en 18 jaar. De deelnameperiode is minimaal 6 jaar, maximaal 9 jaar. De minimuminleg is 100 euro per jaar, de maximuminleg is 300 euro per jaar. Tussentijdse opname is niet mogelijk. De premie bedraagt 10% van de inleg (dus niet over de rente), en wordt uitbetaald na minimaal 6 en maximaal 9 jaar.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat 1,4 miljoen jongeren voor deze nieuwe regeling in aanmerking komen. In het verleden kwamen er elk jaar ongeveer 10% jongeren bij. Dat zou betekenen dat er nu jaarlijks 140 duizend nieuwe spaarders bij komen.
Inleg en kosten
De jaarlijkse inleg aan spaargeld wordt geschat op ongeveer 43 miljoen euro. Na een periode van negen jaar is dat bedrag naar verwachting opgelopen tot een spaartegoed van 390 miljoen. Tussentijdse opnames zijn hierin niet mee gerekend. Naar verwachting neemt 35% van de deelnemers zijn na zes jaar zijn tegoed op, en de overige 65% doet dat na negen jaar. Uitgaande van deze veronderstellingen kost de herinvoering van de Zilvervloot de overheid ongeveer 30 miljoen euro per jaar. Deze kosten beginnen te lopen zes jaar na de invoering.